ALTIJD VAKANTIE

“Als je aan vakantie toe bent, leef je je leven niet goed”. Godfried Bomans schreef het ooit, en het is me altijd bij gebleven. Ik leefde mijn leven niet goed, want ik had altijd het gevoel dat ik aan vakantie toe was. Maar ik vierde mijn vakanties ook niet goed, want eenmaal thuis gekomen kon ik de rust en wereldse uitzichten niet langer dan één dag vast houden.

Ik begreep wel wat hij bedoelde. Je werkt te hard als je een vakantie nodig hebt om uit te rusten. Het is de kunst om zo te leven dat er balans is tussen inspanning en ontspanning. De psycholoog in mij snapt het allemaal wel. Maar als mens heb ik het er maar moeilijk mee. Een levenslange oefening, met elk jaar weer hetzelfde voornemen: ‘Vanaf nu ga ik niet meer zoveel inplannen’. Maar de afspraken leken als vanzelf in mijn agenda terecht te komen, zoals de wasmand altijd vol raakt, een eindeloos gevecht. Met het verstrijken van de jaren vervloog de hoop op meer rust in mijn leven.

In mijn ogen was Godfried Bomans een oude man, maar nu realiseer ik mij dat hij toen even oud moet zijn geweest als ik nu ben. Hij zag er uit zoals alle mannen uit de jaren 60: oud voordat ze jong waren geweest. Ik wilde hem niet als rolmodel, dus drukte ik zijn zinnen uit mij weg. Toch bleven zijn woorden zich aan mij opdringen, vooral hoe hij beschreef zijn leven te leiden. Hij vertrok altijd een half uur te vroeg naar een afspraak. Zo had hij onderweg de tijd om een praatje te maken met de stratenmaker of een omweg te nemen om zijn stad op een andere manier te leren kennen. Ook voorkwam hij op deze manier dat onverwachte gebeurtenissen, zoals een lekke band of een verlate trein, hem hinderden. Altijd op tijd en toch tijd over. Stiekem was hij mijn held, maar ik luisterde niet naar hem. Ik vond het zonde van mijn tijd. En als ik het een keer toch deed, dan was het resultaat dat ik een half uur te vroeg op mijn afspraak arriveerde. Ik kwam onderweg nooit die stratenmaker tegen en een omweg in de regen was aan mij niet besteed. Bovendien leken mensen altijd te laat te komen, zodat ik me alleen maar zat op te winden als ik dan nog eens extra lang moest wachten. Godfried kon het mooi vertellen, maar het leven zat voor mij zo niet in elkaar.

Totdat ik een mevrouw met een burn-out in therapie kreeg. Hoog opgeleid, een drukke baan met teveel verantwoordelijkheden, en klem gezet door fusies en bureaucratie. Ze kon het aan; ze was slim en haar medewerkers droegen haar op handen. Maar toen ze oma werd ging het mis. Verscheurd door plichten en gevoelens kwam ze thuis te zitten. Als jonge psycholoog voelde ik mij te weinig toegerust om haar tot steun te zijn. Maar het deerde haar niet; alles wat ze nodig had was iemand die haar aan het handje nam. Zo liet zij zich door haar leven leiden, van haar jeugd in oorlogsjaren via haar vechtscheiding naar het bedrijf waarin zij groot geworden was. Haar levensverhaal deed haar goed: ze voelde weer hoe sterk ze was. Maar wat ze wilde leren was hoe te leven als er niets te vechten viel.

Elke dag maakte ze een wandeling met haar kleinkind. Het kleine ventje dribbelde voor haar uit en stond stil bij elk steentje, spinnetje of bloemetje dat ze onderweg tegen kwamen. En dat waren er veel. Dus moest ze heel vaak stoppen. Ze kreeg steentjes in haar handen geduwd die allemaal allemaal te mooi waren om op straat te laten liggen. Ze zag bloemen die ze niet kende. En ze betrad het rijk van de kleine beestjes, die hun bestaan danken aan al die kinderen die hen op handen dragen. Het plankje voor de sleutels in haar hal had al snel een andere bestemming gekregen: al die steentjes en bloemetjes en schelpjes verdienden een plekje. Haar kleinzoon was daar heel streng in, en zij volgde zijn orders op.

Ik volgde haar op de voet en zag hoe de wandelingen haar dagen kleur gaven. Haar ogen gingen stralen, haar huid ontspande zich. Haar verhaal kreeg gevoelens die zij voorheen niet kende. En ik was er getuige van hoe ze weer leerde leven, met haar kleinzoon aan haar hand.

Ik weet haar naam niet meer, maar haar verhaal heeft zich in mij genesteld. Met haar als voorbeeld hoef ik me niet voor te nemen anders te leven. Als ik naar een afspraak ga vertraagt mijn pas zich als vanzelf en zie ik overal oma’s met kleinkinderen lopen. In gedachten loop ik met hen mee en zie hoe de wolken zich vormen tot dolfijnen die de blauwe hemel veroveren. Ik kijk door mijn oogharen naar het weiland waar ik langs fiets: de kleuren en lijnen leiden mijn blik af van de klok. Het jongetje achterop de fiets voor mij kijkt mij iets te lang aan. Dan slaat hij de armen om de middel van zijn moeder. Ze pakt zijn hand en knijpt er in. Ik waan mij 15 jaar terug en voel weer hoe zacht kinderhandjes kunnen zijn.

Zo vakantie kan het altijd zijn.