APRIL

Ik heb de lente gemist. Eerst was het maart en guur, en toen was het mei met zomerse warmte. Hoe heb ik april, de meest uitbundige maand van het jaar kunnen missen? April met haar ontluikende geuren, haar wilde winterstreken, haar springerige zonnestraaltjes. De lente rekt zich uit, herboren, ontvankelijk, nieuwsgierig.

En ik was er niet bij. Ik heb door de dagen gerend als een marathonloper met maar één doel en één gedachte: de eindstreep halen. De Japanse kers in onze tuin deed haar best, de stapel boeken op mijn nachtkastje groeide en de voorjaarsgekruide lucht dwarrelde om ons huis. Het raakte me niet.

Op 1 april kwam ons huis in een verbouwing terecht. Eerst dacht ik nog dat het een grap was, maar nee, ik had het zelf geregeld. Ik wist dat het kwam, maar was onwetend hoe het zou zijn.

Er was een invasie: om half 8 ’s ochtends stormden vier werkmannen binnen met breekijzers, zaagmachines, elektrische boren en zoveel onbekende dingen. Hun zware schoenen bonkten over het parket, ochtendstemmen vulden het huis, koelboxen klonken in de gang. Weldra stond een vuilcontainer op onze stoep, ernaast een keet, compleet met keukentje en chemisch toilet. Er werd een touwtje door onze brievenbus geleid, geen deurbel of sleutel was nu meer nodig. Opeens voelde mijn huis niet meer van mij. Overgenomen, ingepikt en toegankelijk voor wie maar wilde.

Er was een besef: zo zal het zijn voor de komende vier weken. Boven woon ik met gezin en hond, beneden wordt mijn huis onder handen genomen. Het voelde alsof ik een dierbare naar de operatietafel had gebracht: hij is in goede handen en ik moet vertrouwen dat alles goed gaat. Maar ondertussen hou ik alles in de gaten, wil ik dichtbij blijven. Zoals je in de wachtkamer in het ziekenhuis blijft wachten, niet wetende wat je anders moet doen, geen ruimte in je hoofd hebbend om aan iets anders te denken. De controle losgelaten, maar in gedachten hou je je geliefde nog stevig vast.

Zo bleef ik wachten: alert bij elk geluid wat ik niet thuis kon brengen, standby voor alle vragen, ontvankelijk voor alle denkbare rampscenario’s. Wat als de muur die uitgebroken wordt een draagmuur blijkt te zijn, wat als er lekkage komt op dat gevoelige punt, wat als de uitgekozen kleuren niet mooi blijken te zijn, wat als de tegels niet meer verkrijgbaar zijn? Maar mijn gepeins kreeg geen kans, want telkens weer was daar een stem: “Mevrouhouw!!!” En dan moest ik komen en beslissen over alle mogelijke keuzes die een verbouwing in zich blijkt te hebben: de hoogte van het stopcontact, de aftimmering met een hoek of schuin aflopend, de tegels rechtop of liggend, de deur naar links of naar rechts? En elke keer was het een andere stem met een nieuw gezicht: de timmerman, stukadoor, gevelrestaurateur, CV-man, loodgieter, hijskraanmijnheer. Alleen bij de hijskraanmijnheer was ik degene die bleef vragen: “Mijnheer, durft u het aan om onze pui met deze windkracht 8 over ons huis heen te tillen?” Maar werkmannen zijn uit ander hout gesneden dan ik: zij zien geen problemen, maar oplossingen. En zo werd onze pui met vuistdikke touwen en acht sterke werkmansarmen via de zijtuin van de buren in onze achtertuin geleid: zo zachtjes en beheerst, alsof God de wind had stil gelegd.

Er was een realiteit: het dagelijks leven ging door. Er moest gegeten worden, huiswerk gemaakt, hond uitgelaten, verjaardagen gevierd, afspraken nagekomen. En er moest worden schoongemaakt, zoveel keren vaker en grondiger dan normaal. Want stof en vuil blijven niet op de begane grond, maar dringen diep door tot waar je het niet voor mogelijk achtte. Ondertussen blijven menselijke emoties stromen, en trekken zich niets aan van omstandigheden die niet gunstig zijn. En dat alles voltrekt zich in slaapkamers, die ooit alleen bestemd waren voor de stille, donkere nacht vol privacy.

Er was een inzinking: toen duidelijk werd dat de beloofde vier weken, vijf, zes, zeven zouden worden. Ook al weet je dat verbouwingen altijd langer duren, je hoopt dat dit bij jou niet het geval zal zijn. Het bleek inderdaad een draagmuur te zijn, de tegels waren niet op voorraad, de lekkage kwam sneaky opdagen toen de stukadoor net tevreden huiswaarts was gekeerd. En natuurlijk zien kleuren op een staaltje er heel anders uit dan op je eigen muren. Het zijn geen rampscenario’s, het is de werkelijkheid. Maar gelukkig is daar het leger werkmannen weer om goedgemutst mijn rampen te herstellen. “Mevrouw, dat lossen we zo op!”

En dat deden ze ook. En wat deed ik? Ik maakte elke dag weer de keuken schoon. Ook al wist ik: morgen is het weer een troep. Ik sopte de afdekplaten, gooide de plastic koffiebekertjes weg, legde het achtergebleven gereedschap netjes bij elkaar. Totdat ik het gevoel had dat het huis weer een beetje van mij was. Opeens snapte ik wat ik ooit op televisie had gezien: in een vluchtelingenkamp veegde een vrouw zorgvuldig het zand uit haar tent, alle slippers stonden netjes op een rij. En ik dacht: “Wat heeft dat voor zin, ze heeft toch wel belangrijkere dingen aan haar hoofd?” Nu weet ik: als de chaos om je heen overweldigend is, moet je je eigen ruimte koesteren om het te kunnen dragen. En terwijl ik dit schrijf ligt de vergelijking zwaar op mijn hart. Mijn luxeverbouwing verschiet erdoor van kleur.

Zo timmerde en zaagde de chaos zich een weg door mijn systeem. Daar kwam april niet meer doorheen. Een goede vriend vertelde me dat hij na 1 week verbouwing 6 weken herstel nodig had. Voor mij komt dat met 7 weken neer op 42 weken rehabiliteren. En dan is het bijna weer april. Ik weet nu al wat ik dan ga doen: wachten op de lente.