Ik dacht mezelf te kennen. En dat ik zo langzamerhand wel zou kunnen voorspellen wat me ontroert. Ik weet dat ik moet huilen als ik in Spoorloos een moeder haar dood gewaande kind weer in de armen zie sluiten, ik weet dat het me raakt als ik de aap zie zitten in de reclame van het Wereldnatuurfonds, en ik weet ook dat ik mijn tranen weg moet slikken als een kind in mijn praktijk vol trots vertelt hoe hij zijn angst heeft overwonnen. Telkens weer en zonder uitzondering. Ik ben zo voorspelbaar. Dacht ik. Tot vorige week.
We waren een paar dagen in de stad Chengdu, bekend om haar Chinese Opera in een Openluchttheater. Het hoogtepunt ervan scheen de act Face Changing te zijn, waarin razendsnel de gezichten van de Chinese dansers veranderen. Het gebeurt allemaal in de tiende van een seconde wanneer de waaier langs hun gezicht strijkt. Hoe het werkt weet niemand; het is al jarenlang een goed bewaard geheim. Een ander hoogtepunt van de show is de Hand Shadows, waarin te zien is hoe een man met zijn handen schaduwen maakt in de vorm van dieren. De konijntjes huppelen op het witte doek alsof ze echt zijn. Maar ook voor een uil, een hond en een slang draait deze schaduwman zijn hand niet om.
Natuurlijk moesten we daarheen, al was het alleen maar om met eigen ogen te zien hoe je daar -net als iedereen- je ogen niet kunt geloven. De sfeer was sprookjesachtig. Overal lantaarns met roodachtig licht, zachte muziek, en hoge, wuivende bomen. De drukte en chaos van de stad, waardoor wij in allerijl waren geracet om op tijd te komen, lagen ver buiten ons. Het leek alsof we middenin een warm bad terecht waren gekomen, met gedempte geluiden op de achtergrond. Een oase van rust en vrede.
Maar deze sprookjessfeer werd ruw verstoord door de snerpend hoge stem van een Chinese dame die ons welkom heette, eerst in het Chinees, daarna in het Engels. Althans, ik nam aan dat ze Engels sprak maar ik heb alleen ‘Ladies and Gentlemen’ verstaan, de rest klonk zo Chinees dat ik steeds meer begon te twijfelen. Elke act kondigde ze aan en samen met mijn jongste deed ik een wedstrijdje wie de meeste Engelse woorden had verstaan. Natuurlijk won mijn zoon; hij heeft de meeste fantasie. Na haar ijle aankondiging barstte de muziek los. Ik heb nog nooit zoveel onbekende muziekinstrumenten tegelijkertijd een geluid horen maken; een kakofonie die oorverdovend mooi bleek te zijn.
En zoals het altijd gaat met voorstellingen die leven van een beroemde act: deze komt op het eind. En zoals het altijd gaat bij mij als ik ergens op moet wachten: ik dwaal af. Er was zoveel meer te zien dan wat er op het toneel gebeurde: het rijkgeschakeerde publiek, de gespannen acteurs, de theeschenkende Chinese dames. Het park om me heen deed me wegdromen. En mijn fantasie nam me mee toen ik een Chinese man op het podium zag, die om de 10 seconden een gong liet luiden. Ingedoken zat hij daar: zijn ogen op de grond gericht, zijn blik afwezig. Hij zag er uit als iemand die een zwaar leven heeft. In mijn gedachten zat hij aan het bed van zijn slapende kinderen, denkend aan hoe hij hen een goede opleiding kon geven. In mijn fantasie zat hij onder de plak bij zijn vrouw en hij werd door de andere muzikanten buitengesloten.
Abrupt stopte de muziek en daarmee ook mijn dagdroom. De man bleek zijn laatste gong geslagen te hebben. En voordat ik het wist zat er opeens een ander Chinees mannetje in een lang lichtgrijs hemd op een krakkemikkige stoel met een raar muziekinstrument in de aanslag. Het bleek een Chinese viool te zijn, de erhu, hetgeen er uit ziet als een doosje met een stok en twee snaren. In uiterste concentratie zat hij met zijn strijkstok klaar. Doodstil. Hij leek wel een beeld uit het Museum van Volkenkunde. Ik voelde een onbedaarlijke lachbui opkomen, maar net op tijd keek mijn dochter mij aan met een vernietigende blik. Ik snapte het meteen; ze vond hem nu al zielig. En ik ook: diep in mijn hart voelde ik het grootst mogelijke medelijden opkomen voor deze onaantrekkelijke man, in die vormloze jurk, met een aftands muziekinstrument, op het punt om het meest saaie muziekstuk te laten horen voor een publiek dat verwachtingsvol op iets anders zat te wachten. Erger kon niet, en erger konden mijn tenen zich niet krommen.
In mijn brok medelijden barstte zijn muziek opeens los. En voordat ik had kunnen bekomen van de schrik voltrok zich voor mijn ogen een gedaantewisseling. Bij de eerste tonen van de muziek verscheen er een twinkeling in de ogen van deze man en kwam er een bijna guitig lachje op zijn lippen. Zijn handen die zonet nog doods in zijn schoot hadden gelegen ontvouwden zich tot de handen van een virtuoos spelende gitarist: snel, lenig, krachtig en met precisie. Ervaren handen die de snaren bespeelden alsof hij zijn geliefde in zijn armen had. Zo voorzichtig, maar ook zo zeker en sensueel, alsof hij zijn huwelijksnacht opnieuw beleefde. Daarbij bewoog hij het muziekinstrument op zijn schoot op de maat van de muziek, alsof het uit zichzelf danste. Vol overgave en passie danste hij samen met zijn viool. De ritmische bewegingen waren zo groots en meeslepend dat je even dacht dat hij Hans van Manen was op zijn oude dag.
En ik heb hem gezien. Deze man die liet zien hoe je kunt dansen of je leven ervan afhangt. Hoe je de wereld om je heen even kunt vergeten. Door op te gaan in datgene wat je lief hebt. En door te bewijzen dat schijn bedriegt. Hij liet zien dat hij niet dat zielige mannetje was. En hij liet zien dat hij zich niets aantrok van die meewarige blikken die overduidelijk de gedachte in zich hadden gehad dat dit niks zal worden. Niets van dit alles heeft hem ervan weerhouden om datgene te doen waar hij blij van werd.
En ik zat daar als betoverd: met tranen in mijn ogen van diepe ontroering. Ontroerd door zijn bijna kinderlijke levensvreugde, en ‘diep’ doordat dit onverwachts gebeurde. Misschien zijn de momenten waarop je verrast wordt wel het meest indringend. Alsof die direct binnenkomen in je hart, en je hersenen overslaan. En dit is wat theater met je kan doen: jezelf beter leren kennen.