Elk jaar op 5 mei neem ik me voor: dit is de laatste keer dat ik met mijn kleedje en mijn spulletjes op de Vrijmarkt in ons dorp ga zitten. En toch zit ik er het jaar erna weer. Natuurlijk, het is leuk voor de kinderen, zoals de organisatoren benadrukken. Het is opvoedkundig gezien goed voor ze: ze leren met geld omgaan en dat spullen een tweede leven kunnen hebben. Bovenal is de Vrijmarkt een feest van het dorp: geen harde handel, maar elkaar iets gunnen.
Ik sta helemaal achter de visie van de heren en dames van de organisatie. Het is een genot om te zien hoe kinderen van alle soorten en maten bij mijn kraampje komen staan met hun portemonneetje gevuld met klein geld. En hoe ze plotseling verrukt kunnen raken bij het zien van de mooiste Barbiepop, het snelste autootje en het liefste knuffeltje. De glinstering in hun ogen, de blijdschap die in hun lijf opspringt, het zijn deze onbetaalbare momenten waar ik het voor doe.
Een jongen van een jaar of 12 wijst naar de doos met kraaltjes en voegt er snel aan toe: “Niet voor mij, hoor, voor mijn zusje. Maar ik heb maar 3 euro”. Ik kijk in zijn ogen: zo’n lieve broer had ik als kind ook wel willen hebben. Maar in plaats daarvan zeg ik: “Dan zal ze blij zijn met zo’n grote broer als jij! Voor jou een speciale prijs: 50 cent”. “O!!”roept hij verrukt uit, “dan kan ik ook nog iets voor mijn moeder kopen!” Zoveel vertedering kan ik niet aan. Gelukkig kan ik snel mijn geldkistje induiken voor het wisselgeld. Samen zoeken we iets voor zijn moeder uit: een vaasje, dat ik ooit uit Spanje meebracht. “Mijn moeder houdt van het buitenland”, zegt hij serieus. “Dan ga ik nog wat bloemetjes plukken”, en stoer loopt hij weg, een huppel nog net onderdrukkend.
Het zijn niet alleen de kinderen die me blij maken. Ook de oude mevrouw die de legpuzzel van mijn kleedje pakt en gekscherend zegt: “Op deze puzzel kan ik natuurlijk niet afdingen, want het is wel duidelijk dat er geen stukjes missen, hij zit nog in het plastic”. In gedachten heb ik mijn teller al op nul gezet, als ze mij toefluistert: “Mijn man heeft net een operatie gehad en moet wat om handen hebben”. Ik zie haar man gebogen achter haar staan, operatiewit kijkt hij mij van onder zijn borstelige wenkbrauwen aan. “Vijftig cent”, zeg ik voor de vorm. De vrouw kijkt mij verbaasd aan: “Het is een puzzel van 1000 stukjes, hoor, die zijn duur”. “Dertig cent dan”, zeg ik. De vrouw stopt mij grinnikend een euro toe.
Zo zou ik de dag wel kunnen doorkomen, ware het niet dat er ook mensen zijn die de Vrijmarkt niet begrijpen. Zo pakt een mijnheer, als ik mijn spullen in alle vroegte nog aan het uitpakken ben, de gloednieuwe voetbalschoenen van mijn jongste zoon. Mijn zoon was er zo blij mee, maar aangezien we deze vlak voor de zomer kochten moest hij wachten tot zijn eerste voetbaltraining na de vakantie. Hoe sneu was het dat zijn voeten juist in die paar maanden groeiden als kool? De mijnheer bekijkt ze aan alle kanten en zegt dan: “1 euro?!” Ik negeer zijn bevel, en zeg: “Ze zijn nieuw, mijnheer, dus ik dacht aan 3 euro”. “1,50”, zegt hij nog barser. Ik blijf bij mijn prijs en heb spijt dat ik niet hoger heb gezegd. “Laat u ze dan maar liggen, mijnheer, het is nog vroeg en die verkoop ik wel”. Maar hij geeft niet op en duwt me 3 euro in de hand. “Tasje”, zegt hij zonder te vragen. “O! Die liggen nog binnen”. Met een verontwaardigde snuif draait hij zich om, boos om zoveel klantonvriendelijkheid. Bijna was ik hem achterna gelopen om onze deal ongedaan te maken.
Ik weet het: zulke mensen bestaan ook. Net als de vrouw die mijn hele kraampje doorzoekt en precies de mooiste spulletjes eruit haalt: de hartvormige zeepdoosjes, het beeldje van de danseres, het opengewerkte vaasje, een lief muziekdoosje, de ketting met de mooie kralen. “1 euro? “vraagt ze allervriendelijkst. “U hebt de mooie spullen er goed uitgevist!”, zeg ik opgewekt, in de veronderstelling dat ze 1 euro per stuk wil betalen. Maar voordat ik heb kunnen zeggen dat ze korting krijgt, omdat ze zoveel koopt, reageert ze alvast verwijtend: “1 euro voor alles, hè, het is voor een goed doel, voor in de grabbelton”. Terstond twijfel ik aan haar goede doel bedoelingen. En bovendien irriteert het gratis schuldgevoel dat ik erbij krijg. Voordat ik beleefd heb kunnen antwoorden, neemt de emotie het van me over en gris ik de spulletjes uit haar handen: “Weet u, mevrouw, u hebt gelijk, ik ga deze spullen aan een goed doel schenken”. Ik zie het meisje dat ik in therapie heb al voor me. De mevrouw lacht schel en draait zich beledigd om.
Zo verloopt de dag met pieken en dalen, en aan het eind van de dag tel ik de opbrengst. Het schattige meisje, de lieve jongen, het vertederende mevrouwtje, ik tel ze dubbel. De krenterige, verongelijkte, hanige types, ik stop ze diep weg in de doos met overgebleven spullen. Naar de Kringloopwinkel schrijf ik er met grote letters op.
Geluk is te koop. Daarom sta ik er volgend jaar weer.