Het heeft me altijd al bezig gehouden: hoe komt het dat de één ‘het’ wel heeft en de ander niet? Dat extra ‘iets’ wat iemand goed maakt in zijn vak. Iets wat je hebt of niet. En wat je niet kunt leren, hoe je je best er ook op doet.
In mijn vak heet dit de ‘persoonlijke factor’: het ondefinieerbare dat mensen voelen bij de ene psycholoog maar niet bij de andere. Het is de variabele in wetenschappelijk onderzoek die steevast als belangrijkste effect wordt gemeten op het succes van een psychologische behandeling. In de media kennen we natuurlijk het programma X-factor dat een patent lijkt te hebben op dat magische ‘iets’ wat een kandidaat moet hebben om als winnaar aangemerkt te worden. Als ik de jury hoor zeggen: “Je zingt prachtig, maar ik mis bij jou de X-factor”, dan vind ik dat ook, maar ik snap het niet. Wat is dit overtuigend ‘ja-gevoel’ dat je hebt bij de één, terwijl een afhoudend ‘nee’ je bekruipt bij een ander?
Onlangs had ik het weer: we maakten een rondreis in Japan en onze gids riep alleen maar een groot NEE in mij op. En dat terwijl er helemaal niets aan te merken was op haar: ze had de reis goed voorbereid, ze was aardig, wist heel veel, sprak goed Engels en loste alle onvoorziene problemen in mum van tijd op. Maar het negatieve gevoel in mij groeide met het uur, en het maakte dat ik bijna medelijden met haar kreeg en mezelf vervloekte om mijn kritische houding. Om haar wat ruimte en mezelf wat afleiding te geven ging ik in gedachten terug naar onze gids in Vietnam. Die was gewoon goed, zo goed zelfs dat ik me niet eens had afgevraagd waarom.
De Vietnamese gids had namelijk een natuurlijke manier van leiden: naadloos sloot ze aan op onze wensen zonder naar deze geïnformeerd te hebben, geruisloos liep ze met ons mee terwijl ze vertelde over de bezienswaardigheden, en ongekunsteld kon ze zowel bij onze zoon als bij onze dochter aansluiting vinden. Ze was zo vanzelfsprekend aanwezig dat je bijna vergat dat ze er was. En dat terwijl we haar niet konden missen.
Hoe anders was de Japanse gids: voortdurend vroeg ze wat we wilden doen en weten, doorlopend werden we op de hoogte gesteld van de mogelijke problemen die we tegen zouden kunnen komen en hoe zij die dan zou ondervangen, onstuitbaar was haar informatievoorziening over alles wat we zagen én nog te zien zouden krijgen. Na een dag wist ik niet meer wat ik wilde, óf ik überhaupt nog iets wilde. Ook wist ik niet meer of ze vertelde over iets wat we net hadden gezien of juist niet hadden kunnen zien, maar waarover ze tóch vertelde omdat het zo de moeite waard was. Het was één grote chaos in mij, ondanks de typisch Japanse orde om ons heen.
En ik was niet de enige: mijn hele gezin sprak alleen maar over haar, in plaats van al het moois in Japan te aanschouwen. Haar spanning om het perfect te doen was de onze geworden. Eenzelfde gevoel overviel me gisteravond bij een dansvoorstelling. De show opende met een dans van twee prachtige dansers. Er was niets op aan te merken: technisch gezien waren ze perfect. Maar ík had het moeilijk: hun spanning leunde zwaar op me, hun ernst deed me pijn. Zij zetten hun beste beentje zo zichtbaar voor, dat ik hun danspassen niet meer kon zien. Pas toen ze klaar waren kon ik weer adem halen: ze hadden het gered. Hoe anders was mijn ervaring bij de groep dansers die erna kwam: hun bewegingen waren zo één met de muziek dat het leek alsof de dans de melodie voortbracht, in plaats van andersom. Hun sprongen vederlicht, hun enthousiasme onbevangen en ik zwierde met hen mee. Voor ik het wist was de dans voorbij en stond ik weer met beide benen op de grond.
Het lijkt wel of het verschil ‘m zit in het vergeten. Als je vergeet je af te vragen: ‘Vind ik dit goed?’ dan zegt dit al genoeg. Als het stemmetje in je hoofd verstomt, neemt de ervaring het van je over. Het enige wat je dan doet is genieten: van de zangeres die jouw levensverhaal vertelt, van de gids die een land geuren en kleuren geeft, van de danser die de muziek tot leven wekt.
Zij hebben het, die X-factor. En ook al snap ik nog steeds niet wat dit precies is, één ding is mij duidelijk geworden: zij laten zien wat ze kunnen, zonder daarbij zelf op de voorgrond te staan. Ik hoef me niet bezig te houden met hun spanning, hun pijn en hun onzekerheid. Het is de zang die me raakt, de rondleiding die mij boeit en de dans die mij ontroert.
Is dit niet wat we nodig hebben in ons leven? Dat je jezelf af en toe kunt vergeten? Zoals die dansers hun dans dansten: alsof de zware voorbereiding, de ingewikkelde choreografie, de pijn in hun voeten en de podiumangst niet bestonden. Dan zie je de zon die door de bomen breekt, de wind die met de vogel speelt, het kind dat opgaat in zijn spel, de oude man met twinkelend grijs haar. En dan voel je niet hoe zwaar je bent, met je twijfels, angsten en verdriet.
Net als onze gids in Vietnam: ze wist wat wij nodig hadden om ons te laten vergeten hoe vermoeiend reizen is. Zo’n gids wil ik zijn in mijn eigen leven.