HELDEN VOOR LATER

Mijn vorige blog Held heeft nog een staartje gekregen. Het schijnt dat niet alle helden van hun voetstuk vallen. Lezers haastten zich om mij te zeggen dat ze nog steeds helden hebben, ook nu ze ouder zijn. Ik kreeg verhalen te lezen over bekende en onbekende helden; van suikeroom tot Oprah Winfrey, en iedereen daar tussenin. Blijkbaar koesteren we onze helden nog steeds. Maar als volwassene zeg je dat niet. We vertellen niet wie onze helden zijn, sterker nog: niemand weet het als we een held hebben. Want dat staat zo kinderachtig.

De één heeft een held die hij persoonlijk kent, de ander voelt zich verwant met een beroemd persoon. Maar of jouw held de leraar Engels of Martin Luther King is maakt niet uit. Eén ding hebben zij met elkaar gemeen: zij staan symbool voor de persoon die je ooit hoopt te worden. Onze helden zijn mensen in wie we onszelf herkennen. Als jouw held Nelson Mandela is, omdat je hem bewondert om zijn moed te strijden voor onrecht, dan zit er diep in jou ook de wens om te vechten tegen onderdrukking. Als jouw held de lerares is, die moeilijke woorden gebruikte om haar leerlingen uit te dagen, dan zit in jou de wens om jezelf te overtreffen. En als jouw held Vasalis is, die met twijfel en zelfkritiek haar eigen roemrijke gedichten bestookte, dan wil je van haar leren hoe je het monster van de interne criticus kunt verslaan. Met deze mensen als voorbeeld kunnen wij ons verbinden met dat stuk in onszelf dat herkend maar nog onontgonnen is.

Ik noem ze de helden voor later.

Terwijl we als kind trots over onze helden vertellen, kennen we als volwassene elkaars helden niet meer. Schroom houdt ons stil, bang om de enige te zijn die bewondert en zich optrekt aan een ander. Maar onze levensverhalen onthullen onze helden. We vertellen over onze meester in groep 8, die ons zelfvertrouwen meegaf naar de middelbare school. En over hoe we als puber aan de lippen van Mick Jagger hingen, omdat hij anders en dwars durfde te zijn. En dan, als we ouder zijn, verschijnen de J.F. Kennedy’s, de oudere collega’s, de verzetshelden uit de oorlog en de wijze oma’s als helden op ons pad. En zonder dat ze het zelf weten helpen ze ons met datgene wat we op dat moment in ons leven nodig hebben. Als je onzeker bent, dan geven zij de kracht om datgene te doen wat jij niet voor mogelijk achtte. Als je in de war bent, dan geven zij woorden aan gevoelens die jij niet kon ontrafelen. En als je bang bent, dan laten zij zien hoe je moedig kunt zijn. Niet door heldendaden te verrichten, zoals het beklimmen van de Mount Everest of het redden van een kind uit een brandend huis. Nee, zij laten zien hoe je angsten kunt trotseren die wij allen kennen: de angst om te falen, om afgewezen en buitengesloten te worden.

Ik had het dus fout: ook volwassenen hebben helden. Het zijn alleen niet de helden uit onze kindertijd, en zij vallen niet van hun voetstuk. En ook al zeggen we niet openlijk wie zij zijn, uiteindelijk worden ze wel genoemd en geroemd. Als onze held sterft, verwelkt onze schroom. ‘In Memoriam’ durven we over onze helden te verhalen. Dan pas lukt het ons om te zeggen hoe zij in ons leven het verschil hebben gemaakt. De dood wekt onze helden tot leven.