HOND

Als kind al wilde ik een hond. Ik geloof dat ik met die wens geboren ben. Zodra ik kon schrijven zette ik bovenaan mijn verlanglijstje: H O N D

Mijn ouders dachten dat het wel over zou gaan, dat het net zoiets was als met alle andere kinderwensen: het ene jaar zijn Barbies in, het andere jaar Ministeck, en het jaar daarna is alles stom. En inderdaad, mijn verlanglijstjes wisselden elk jaar heftig van wensen, maar de hond bleef er trouw op staan.

Na 10 jaar begrepen mijn ouders dat het toch een Echte Wens van mij moest zijn. En binnen een week was er een hond, een Dalmatiër, want áls er een hond moest komen moest het wel een mooie zijn.

Jerry was de hond van ons gezin, maar ik was uitverkoren als baasje. Hij volgde mij overal, hij sliep op de stoel in mijn kamer als ik studeerde, hij lag aan mijn voeten als ik televisie keek. Hij volgde ook mijn wel en wee op de voet. En dat was er veel in mij als puber. Het leven van mijn hond viel niet mee.

Op mijn 19e ging ik op kamers voor mijn studie in Leiden. En ook al kon ik mijn hond niet missen, het moest: op en neer reizen was geen optie. Bij Jerry drong dit allemaal niet meteen door: elke middag om half 4, het tijdstip waarop ik altijd uit school kwam, stond hij met zijn poten op de het tafeltje bij het raam naar buiten te kijken. Eerst verwachtingsvol, na een uur ongeduldig, en na nog een uur droop hij verdrietig af naar zijn mand. Met blik op oneindig en hoop op mij stond hij drie maanden lang op wacht. Toen gaf hij op en werd mijn moeder de gelukkige baas.

Jerry werd 9 jaar oud, maar mijn verlangen naar een hond werd ouder. Maar het kon niet, met een full-time studie en daarna een nog vollere baan. Ik bleef mijn wens uitstellen tot ‘later’. Later, als ik in een echt huis zou wonen, later, als we kinderen zouden hebben, later kon het altijd nog.

Ik trouwde en kreeg kinderen. Maar de hond kwam er niet, vanwege allergie. Met de komst van de Australische Labradoodle, een hypo-allergene hond, laaide mijn wens hoog op. De werkelijkheid smoorde haar in de kiem: nog steeds een full-time baan en de kinderen heel de dag op school. De hond stopte ik dus maar in het doosje op mijn kamer waarop stond: VOOR LATER. Mijn pensioen leek mij een mooie gelegenheid.

Zo had ik de hond uit mijn hoofd gezet. Maar in mijn hart bleef hij opspelen. En toen ik vorig jaar in China ging wonen was er geen houden meer aan. Ik dacht dat er geen honden in China zouden zijn, immers, honden staan daar op het menu. Maar het wemelde daar van de honden, als huisdier en als zwerver. En ik zag ze allemaal.

En toen was daar die foto in de lokale supermarkt:IMG_1227

Buddha was zijn naam. En Buddha was een ‘non-allergic dog’ en bovendien precies zoals een hond moet zijn: knuffelig en speels. Het had een haartje gescheeld of Buddha was bij ons gekomen. Toch was ons hoofd verstandig en zeiden we ‘nee’: een hond en veel reizen gaan niet samen. Maar in ons hart was de wens een voornemen geworden. En die ging mee naar Nederland.

IMG_3820

Daar zit hij dan: mijn langgekoesterde wens. Een Australische Labradoodle die nog niet luistert naar de naam Charlie. Maar Charlie moest hij heten, zo is in ons gezin democratisch beslist: grappig, vrolijk en gemakkelijk te roepen. In stilte noem ik hem Buddha, als eerbetoon aan zijn bijna-voorganger in China. Maar mijn gezin heeft gelijk: Charlie is geen Buddha. Charlie is op en top hond, die je begroet alsof hij je jarenlang niet gezien heeft, die zijn eten luidruchtig naar binnen schrokt, die gasten ongegeneerd op plekken besnuffelt waar ik niet eens naar durf te kijken, die door alle plassen spettert en stinkt naar hond. Niks boeddhistisch-spiritueels aan.

Hij kwam er niet zomaar. Daar gingen hier in huis heel wat gesprekken aan vooraf. Want een beslissing voor een hond is een ‘lifelong commitment’, misschien nog wel meer dan met kinderen. Want kinderen worden zelfstandig, maar honden blijven afhankelijk. Je kunt ze niet leren zichzelf eten te geven of in hun eentje een rondje te lopen. Eens een baas altijd een baas. Waarom zou ik dat willen? Ik geloof dat ik sommige dingen niet moet willen verklaren. En gelukkig maar: het is nu te laat. Charlie is niet van plan om weg te gaan. Hij blijft zitten waar hij zit. Zoveel boeddha is hij dan weer wel.