Hij was de laatste in de rij van vijf soldaten. Een oefening marcheren in het militaire hoofdkwartier: vier mannen als robotten en hij liep uit de pas. Toen het hem eindelijk gelukt was om gelijk te lopen met zijn maten, klonk het commando voor rechtsomkeer. Vier hoofden schoten naar rechts en als één man rukten zij op in omgekeerde richting. Behalve hij: hij draaide zijn hoofd alsof hij een vogel na keek, zijn lichaam fladderend erachteraan.
Uit de maat en uit de toon. Alles deed hij nèt te laat en ook nog klungelig, alsof zijn armen en benen niet bij hem hoorden. Hij zag eruit als een pas geboren girafje dat zijn eerste stapjes doet: de nek te lang om te dragen, de benen te stakerig om vloeiend te kunnen lopen. En ondertussen wanhopig pogend om niet achter te blijven.
Ik ken ze, deze mensen die zo hun best doen om niet op te vallen, maar toch altijd in moeilijkheden komen. Het zijn de kinderen in mijn spreekkamer die mijn koffie om stoten. Die te hard met het balletje gooien, waardoor deze mij vol in het gezicht raakt. Als deze kinderen pubers zijn geworden en zonder ouders komen, verdwalen ze steevast op weg naar mijn praktijk. Ze geven net iets te snel een hand, waardoor onze handen elkaar niet vinden. En als volwassene vallen ze op in het theater omdat ze te lang applaudisseren, en in het restaurant omdat ze de ober helpen met de jassen.
Je ziet ze overal. En ze doen niemand kwaad. Maar toch gaat er iets mis, want het zijn deze kinderen, pubers en volwassenen die zich aanmelden bij mijn praktijk. Ze worden gepest, buitengesloten, ze voelen zich anders, en lijken altijd het verkeerde te zeggen of te doen. Inmiddels is er ook een term voor: sociaal onhandig. Het klinkt als een tekortkoming, waar ze gewoon vanaf kunnen komen door een sociale vaardigheidstraining te doen. Net als een kluscursus voor mensen die onhandig zijn met hamer en beitel, zo kunnen zij zichzelf sociaal handig timmeren.
Maar het doet deze mensen geen recht. Ze hebben niet alleen tools nodig, maar ook mensen die hen accepteren zoals ze zijn: onhandig, opvallend en anders. En als die andere mensen daar moeite mee hebben, dan moeten ze ook een cursus doen: een sociale acceptatietraining. Dat zou pas rechtvaardig zijn.
En het mooiste zou zijn als deze kinderen en volwassenen zich niet meer aanmelden bij psychologen. Omdat ze niet meer uitgelachen en buitengesloten worden. En ze niet meer het gevoel hebben dat ze ‘zoals de anderen’ moeten zijn. Want ‘die anderen’ hebben ook hun lesje geleerd. Dan zouden deze mensen gewoon hun school afmaken en hun banen volhouden. En blij zijn als een kind.
Net als die laatste soldaat. Hij liep uit de maat, maar het deerde niemand. De kolonel bleef bij zijn commando’s en de soldaten bleven strak voor zich uit kijken. Toen was de oefening voorbij en waren de soldaten vrij. Even vreesde ik dat hij zou afdruipen en de anderen hem zouden nawijzen. Maar ik zag hem wegstuiven als een jonge hond toen één van zijn makkers met tikkertje begon. Het was een maf gezicht: vijf mannen in soldatenpakken, buitelend over elkaar en krijsend van plezier. En hij lachte het hardst, onze laatste man, zwaaiend met zijn armen en benen als molenwieken.
En ik betrapte mezelf erop dat ik een foto wilde maken, om te laten zien hoe anders hij was. Maar ik wil hem niet vangen in een beeld. Ik wil hem vrij laten bewegen in het verhaal dat ik over hem vertel. En over een omgeving waarin hij zich thuis voelt. Omdat hij de plek inneemt die hem is gegund. Een plek om te blijven.
Zo wil ik hem herinneren.