LEVEN ZONDER HOOP

Ik geef het meteen toe: de titel is geen aantrekkelijke opening. Een uitzichtloos leven is het ergste wat een mens kan overkomen. Zelfs als doctoren geen kans meer zien op herstel blijft de mens hopen op een wonder. Hoop doet leven is niet voor niets een uitspraak die de tijd heeft doorstaan.

Maar er zijn mensen die anders kijken naar een leven zonder hoop. Dit weekend zag ik op ‘uitzending gemist’ De Wandeling, een gesprek tussen Arie Boomsma en een jonge vrouw, Laura Maaskant, die te horen heeft gekregen dat ze ongeneeslijk ziek is. Ik mijd dat soort programma’s, omdat het me confronteert met iets waar ik niet aan wil. Tegelijkertijd wil ik weten hoe iemand omgaat met de dood voor ogen. Dat ze zo jong is raakt natuurlijk des te meer, en ik voelde de weerstand al in me opborrelen. Het feit dat dit programma door de KRO werd uitgezonden hielp niet; ik was beducht om te horen dat God haar door deze moeilijke periode heen hielp en dat haar dood niet het einde zou zijn, maar een nieuw begin.

Maar iets trok me de uitzending in en ik bleef kijken. Ik zag hoe een jong, frêle meisje met haar zwarte Labrador door het Vondelpark liep, naast de stoere en hippe Arie. Zij vertelde hoe zij genoot van het leven dat haar nog restte –alsof het de gewoonste zaak van het leven was. Hij deed het goed, onze Arie, want hij verviel niet in een meelevend Ach en Wee of in een bewonderend Jee wat knap van je. In plaats daarvan stelde hij haar vragen die niemand durft te stellen: “Jij maakt van elk moeilijk moment wel heel gauw een mooie ervaring: ben je niet aan het afweren? Waarom blijf je zo rustig onder je naderende dood? Hoe kun je praten over koetjes en kalfjes, terwijl de dood voortdurend als het zwaard van Damocles boven je hangt?”

Arie’s scepsis en onbegrip, hoe goed ook verpakt in zijn charmes en rustige stem, sijpelde door zijn vragen heen. Maar Laura trok zich er niets van aan. Zij nam zijn vragen als kostbare schatten aan, voorzichtig en respectvol. Eén voor één kreeg hij ze terug, op waarde geschat en met een vrolijk strikje erom. Laura leek op wolken te lopen, maar haar woorden klonken niet zweverig. Met beide benen op de grond legde ze uit hoe je het leven ook anders kunt zien. Alsof het heel normaal was, een gesprek over leven en dood, zomaar temidden van de spelende kinderen en de wandelende Amsterdammers. Ik zag hoe Arie’s negatieve gevoelens speels en met een twinkeling tussen de bomen van het Amsterdamse bos verdwenen.

En ik geloofde haar; ze klonk oprecht en was zichzelf. Haar leven zonder hoop was niet hopeloos. Ze draaide het om: een leven mét hoop weerhoudt je om nu te leven. Je hoopt alleen maar op een betere toekomst en ziet niet wat het leven op dit moment te bieden heeft. En dat is hoe zij haar leven leeft: intens genietend van elk moment. “Als de dood dichterbij komt, komt het leven ook dichterbij. Als je geen toekomst meer hebt, kun je niet anders dan leven in het nu”. Voor het eerst had zij dat gevoeld toen zij doodziek van de chemokuren in haar ziekenhuisbed lag. Haar lichaam liet haar in de steek, en dat was het moment dat ze de wereld anders ging ervaren. De kleuren van de herfst voelden diep rood en warm, de geuren van de lucht drongen tot in haar poriën door. Zij nestelde zich in de aandacht van de mensen om haar heen. Nog nooit had ze hun liefde zo tastbaar gevoeld. Het verdriet om hen te missen kwam er als een steekvlam bij omhoog, maar haar tranen werden gezien. Zo kon ze het dragen.

Ik zie nu hoe ‘leven zonder hoop’ een andere betekenis kan hebben. Zonder hoop kan Laura het leven ten volle leven, met alle schoonheid, liefde, pijn en verdriet die het in zich heeft.