OFF-DAY

Het is weer zo’n dag. Bij het opstaan denk ik al: “Dit gaat ‘m niet worden”. En dan heb ik het niet over ‘met je verkeerde been uit bed stappen’, maar over die dagen waarop niks lijkt te lukken. Het begint al bij het afgaan van de wekker. Normaal zet ik ‘m in één gerichte beweging af: feilloos vindt mijn hand het knopje van de wekker, terwijl ik zelf nog lekker doorslaap. Maar vanochtend niet. Mijn hand maakt dezelfde beweging als elke morgen, maar mijn hersenen lijken te zijn vergeten waar de wekker staat. Het resultaat is dat ik gericht maar nietsvermoedend mijn beker water om stoot.

En zo is de dag al begonnen, terwijl ik nog niet eens de kans heb gehad om mee te doen. Mijn hersenen weten diep van binnen wat er gedaan moet worden, maar het duurt minstens tien seconden voordat ik het zelf ook weet: “Snel opruimen!” Het is een wonderlijke gewaarwording: ik ben me meer bewust van hoe langzaam die boodschap door mijn hersenen kruipt dan dat ik besef wát ik precies moet doen. Onderweg lijkt het zinnetje een neurale afslag te hebben genomen, waardoor het niet écht tot mij doordringt.

Gelukkig is daar de stem vanuit het bed naast me die mij het laatste duwtje geeft om daadwerkelijk in actie te komen: ”Snel! Een handdoek, je boek wordt nat!” Ik ren naar de badkamer en kijk verwilderd om me heen, alsof ik in een vreemde ruimte terecht ben gekomen. “Waar blijf je nou?!” klinkt het ongeduldig uit de slaapkamer. “Oh ja, ik heb een handdoek nodig”.

Na het opstaan overleefd te hebben, volgen die dag tientallen situaties die bewijzen dat ik echt beter thuis had kunnen blijven. De weg naar mijn werk moest ik twee keer afleggen, omdat ik uit gewoonte naar het adres fiets waar ik het meeste ben. Maar vandaag moest ik op de andere locatie zijn. Dat wat ik op andere dagen op de automatische piloot doe en mij helpt om de dag goed door te komen, klopt vandaag niet. “Vandaag loopt alles anders” zeg ik dan. Alsof het de schuld is van de dag. Maar ik weet dat ik het ben.

Het zijn niet alleen de gewoontehandelingen die vandaag niet passen, mijn lijf werkt ook niet mee. Mijn lichaam dat normaal zo moeiteloos door de dag heen beweegt, botst nu met alles wat op mijn pad komt. Zo schenk ik de koffie al in mijn mond voordat de mok mijn lippen bereikt. Ik bots tegen de buurman op, die ik normaal zo goed kan ontwijken. En ook het haasten lukt niet echt: het lijkt alsof er aan elke spier een gewichtje hangt, dat niet alleen zwaar is, maar ook nog eens alle kanten op bungelt. Ik voel me een fietser op een touw: één verkeerde beweging en ik val.

Zo’n dag dus. En dan heb ik het alleen nog maar gehad over wat mijn lichaam doet. Of eigenlijk niet doet. Maar wat te denken van al die suffe foutjes die de dag aan elkaar rijgen? Zo neem ik mijn praktijktelefoon op alsof het mijn huistelefoon is: “Hallo, met mij”. In een gesprek met de secretaresse kan ik opeens niet meer op de naam van mijn beste collega komen. Ik herken de mevrouw in de wachtkamer niet en bel haar vanuit mijn spreekkamer om te vragen waar ze blijft. En alsof dit al niet erg genoeg is condoleer ik de verkeerde mijnheer met het verlies van zijn vader.

Vandaag doet pijn. Het lijkt of de draadjes in mijn hersenen verkeerd verbonden zijn. Ik stuntel en stotter mij door de dag en val van de ene pijnlijke situatie in de andere. Er zit zoveel in mijn hoofd dat ik niet meer goed kan nadenken. Even, heel even, denk ik dat ik gek aan het worden ben, of minstens overspannen. Die gedachte overvalt me als ik tijdens een vergadering uit moet leggen hoe ik denk over de voortgang van een cliënt. Het zit allemaal in mijn hoofd, maar de woorden komen er anders uit. Ik realiseer mij dat het niet klopt, maar het lukt niet om het anders te zeggen. Overvallen door paniek gaat door me heen: zou het zo voelen als je dement aan het worden bent? Dat de woorden in je hoofd zitten, maar dat ze er anders uit komen? Dat je als het ware van een afstandje naar jezelf kijkt en ziet dat je de alledaagse dingen niet meer kunt? Je zou er ter plekke gek van worden.

Gelukkig is de dag voorbij en is het tijd om naar bed te gaan. En de volgende ochtend ben ik weer mijn oude vertrouwde zelf. Ik ben niet overspannen of dement. Het is niet waar dat ik alles wat ik in mijn leven heb geleerd kwijt ben geraakt. Ik had gewoon een ‘off-day’. Het was inderdaad beter geweest als ik die dag in bed was gebleven. Dat had mij de zelf-twijfel, de angst en de klunzige situaties bespaard. En dan was ik weer vanzelf in mijn oude ik terecht gekomen. Net als zo’n buitelclowntje waar peuters eindeloos mee kunnen spelen: als je ‘m los laat komt-ie tot stilstand.

Ik moet er niet aan denken elke dag zo’n off-day te hebben. Ik zou eerst bang worden, dan verward, en vervolgens zou ik zo in paniek raken dat ik hard gillend weg zou rennen, al weet ik niet waarheen. Ik zou mijn hoofd tegen de muur bonken en schreeuwen tegen iedereen die mij niet begrijpt. Bovenal zou ik aan mezelf twijfelen en denken dat ik in een vreemde wereld terecht was gekomen. Ik zou mij terug trekken op mijn kamer met alle ramen en deuren op slot. En dan zou ik in ’s nachts, als iedereen stil is, een boek schrijven over mijzelf en uitleggen waarom ik me zo gedraag. Omdat ik toch gehoord wil worden. En begrepen.

Gelukkig hoef ik dit boek niet te schrijven. Ik heb alleen maar af en toe een dag dat ik mezelf niet ben. Maar Naoki Higashida schreef zo’n boek wel. Omdat hij elke dag een off-day heeft. Want hij heeft autisme. Maar hij noemt het The reason I jump. En hij wil iedereen uitleggen wat hij voelt en denkt. Omdat hij ook gehoord wil worden. En vooral begrepen.

En ik heb hem begrepen, sterker nog: hij heeft mij gegrepen. Minutieus legt deze autistische jongen uit dat zijn lichaam vaak niet doet wat zijn hoofd zegt. Overtuigend getuigt hij dat hij op en neer moet springen, omdat zijn emoties hem anders teveel worden. En vertederend mooi vertelt hij over zijn behoefte om alleen te zijn wanneer hij keer op keer anderen teleurstelt. Zijn verhaal heeft hij netjes gestructureerd door 58 vragen, die ooit aan hem zijn gesteld, stuk voor stuk te beantwoorden. Zoals alleen mensen met autisme kunnen.