RESPECT

Het viel me direct al op: in Japan ligt geen afval op straat. Geen snippertje. We kwamen in Kyoto aan en in de straten rondom ons hotel waande ik me in Disneyland met haar orde en opgeruimdheid. Maar heel Japen bleek zo te zijn: alle straten brandschoon.

Nu koppel ik ‘schoon’ direct aan vuilnisemmers en straatvegers. In Nederland wijt ik namelijk het zwerfafval op straat aan het gebrek aan afvalbakken. Maar dat was de volgende verbazing waar ik in viel: in Japan zijn vuilnisemmers noch schoonmakers te bekennen. Er moet dus iets anders zijn wat Japan schoon houdt.

Maar er was meer. Direct na aankomst op het vliegveld viel het me al op: de chaos van een menigte passagiers is in Japan teruggebracht tot één lange, rechte rij wachtenden. Geen gedrang, irritatie of een onvertogen woord. En als je aan de beurt bent wijst een beambte met een buiging naar het loket dat vrij gekomen is. Voor het eerst in mijn leven voelde ik dat het wachten mij geen stress opleverde, omdat ik geen zorgen had over of ik de snelste rij had uitgekozen. Sterker nog, ik had helemaal niet het gevoel dat ik moest wachten; het voordeel van één rij is dat deze heel snel opschiet.

Ik voelde me daar net de koningin: overal vlogen deuren open en werden we geholpen voordat we ons überhaupt af hadden kunnen vragen wat we wilden weten. En het extra fijne bij dit alles was dat alles blonk en schoon was. Zelfs de toiletten roken lekker, of je deze nu op straat, op de stations of in de treinen bezocht. Met overal wc-papier, zeep en flesjes desinfecteergel. Het leek alsof Mr. Muscle Allesreiniger voortdurend aan mijn zijde was. Ik hoefde alleen maar zijn spoor van lavendel en limoen te volgen.

En alsof dat niet genoeg was stond Japan ook nog eens in bloei. Het leek wel of alle witte kersenbomen op commando waren uitgebarsten. En de Japanners keken ademloos naar deze toevloed van natuurgeluk, als waren zij toeristen in hun eigen land. Dankbaar leken ze, voor de overweldigende schoonheid van de natuur. Respect straalden ze uit, voor haar kwetsbare robuustheid. Zo liepen wij daar, in een lange rij, plechtig en ingetogen, als een bruidsstoet door een witte haag met wuivende bomen.

Ik weet niet wat er eerder was: Japan met haar kersenbomen of de Japanners met hun respect voor de natuur. Maar het doet er niet toe, want ze zijn geschapen voor elkaar. Een mooie omgeving dwingt respect af en Japanners zijn hun land waard. Ik zie dat zij hun eigen afval bij zich houden en dit aan het einde van de dag thuis weggooien. Ik weet hoe zij elke kamer achter laten: zonder een spoor van de betreder. Zij tonen hun dankbaarheid door spullen na gebruik in hun oorspronkelijke staat terug te brengen. Net als een geleende ovenschaal: die breng je als vanzelfsprekend afgewassen bij je buurvrouw terug, dankbaar voor haar geste. Zo voelen Japanners zich tegenover Moeder Aarde: je hebt haar in bruikleen en je geeft haar ongeschonden en met dankbaarheid weer terug.

Het trekt me wel, de Japanse manier van leven. Respect voor de omgeving houdt de straten schoon en de huizen opgeruimd. En omdat alles zo gestroomlijnd verloopt heb je niet door hoe chaotisch en druk het dagelijks leven is. Maar ik heb nog een lange weg te gaan; mijn Hollands bloed kruipt waar het niet gaan kan. Als ik een boterham heb gegeten, lijk ik op Klein Duimpje. En als ik een maaltijd heb bereid, is er in mijn keuken een klein bommetje ontploft. Elke keer denk ik weer te laat aan mijn voornemen om op de Japanse manier te leven. Het lijkt alsof mijn hersenen achter mijn voornemen aanlopen en mijn lichaam vast zit in een jarenlang patroon.

Die behoefte om mijn omgeving mooi en opgeruimd te houden dateert trouwens al vanaf mijn jeugd. Ik weet nog dat ik als 10-jarige aan mijn buurmeisje voorstelde om de buurt van zwerfafval te ontdoen. Haar verontwaardiging blies mijn hoop op een schone wereld in één zin weg: ‘Wat heeft dát nou voor zin, morgen is het weer een troep!’ Tegen zoveel logica waren mijn idealen niet opgewassen.

Maar ze had wel gelijk: schoonmaken heeft geen zin als het doel niet wordt bereikt. Opruimen is niet leuk als de stapel onder je handen groeit. Het heeft dus geen zin om meer afvalbakken en schoonmaakploegen in te zetten. Alleen wij zelf kunnen deze eindeloze cirkel doorbreken. En nu zie ik dat het omgekeerde verband geldt: hoe meer afvalemmers en straatvegers des te meer vuil op straat.

Dus begin ik bij mezelf en ga ik aan de slag. Ik maak ons huis schoon, net als voorheen, maar met één verschil: het is niet meer het resultaat van woest geboen en gemopper om verloren tijd. Nee, mijn spullen verdienen het om te glanzen alsof ze in de showroom staan. Zolang het mij lukt om deze Japanse gedachte in mijn hoofd te houden heb ik vrede met mezelf en met het schoonmaken. Dan blinkt niet alleen mijn huis, maar ook mijn leven mij tegemoet.