ROUTINE

Je kon zien dat ze er al jaren werkte: in een mum van tijd had ze de rij wachtenden weggewerkt. Ze was het gewend: elke ochtend gehaaste reizigers die met smart op hun grande cappuccino of latte macchiato met een vleugje vanille wachten, bang om hun trein niet te halen. Maar ze hoefde nooit iemand teleur te stellen: razendsnel en in een vloeiende lijn zette ze één voor één de bekertjes op de toonbank. Ze leek wel een danseres, die elke stap en elke beweging perfect getimed uitvoerde. En ik merkte aan mezelf dat ik dit routineus gezette kopje zoveel meer waardeerde, alsof haar ervaring dat extra vleugje smaak gaf.

Maar onlangs ontdekte ik dat routineus en ervaren behandeld worden heus niet altijd fijn is, en dat de bittere nasmaak behoorlijk lang kan duren.

Het was in het ziekenhuis. Ik moest erheen voor een kleine, onschuldige ingreep. Ik maakte me geen zorgen, ik zou het gewoon even tussen neus en lippen doen.

‘Kleedt u zich in dit hokje maar uit, dan ziet u mij zo aan de andere kant’, zei de assistente en weg was ze. Ik had willen vragen wat er precies uit moest, maar ik bedacht me dat het een stomme vraag zou zijn geweest. Natuurlijk moest alleen de bovenkant ontkleed: het moedervlekje zat immers op mijn schouder. Koud en alleen wachtte ik tot de deur aan de andere kant van het hokje open zou gaan. Daar was die twijfel weer: moest ik wachten tot de assistente de deur open zou doen of moest ik zelf komen? Met de seconde werd mijn vraag groter en groeiden de opties: Zal ik kloppen? Voorzichtig om het hoekje gluren? Kuchen? Of ferm de deur open gooien?

Maar ik voelde me niet ferm dus deed ik het niet. Het antwoord verschuldigd deed mij wachten. En dat bleek goed. Met een zwaai opende de assistente de deur, alsof ze mij het podium op riep. Bijna riep ze uit: “Mag ik een daverend applaus voor deze dame!” Ik voelde hoe de drempel voor mij opdoemde. Als een verlegen meisje stapte ik er overheen, behoedzaam voor al die ogen die op mij gericht waren.

Maar de kamer was leeg en stil: alleen de behandelbank en de computer staarden mij aan. De assistente was al weg voordat ze had kunnen zeggen: “De dokter komt zo bij u”.

Daar stond ik, ongemakkelijk in B.H. en lange broek. De stilte hing om mij heen, als het naargeestige moment tussen bliksemschicht en onweersdonder. Maar daar kwam de dokter al, snel en efficiënt, zoals het een echte dokter betaamd. In drie stappen had ze mijn naam, geboortedatum en reden van komst geverifieerd en schudde ze mij kort en krachtig de hand. “Ja, dat klopt”, kon ik tussen woord en hand inbrengen. “En uw B.H. moet natuurlijk ook uit, mevrouw”.

Ze zei het echt niet onvriendelijk, maar het voelde als een tik op de vingers. De tranen zaten er al, maar mijn hoofd corrigeerde mezelf: “Kom op, zeg, je gaat hier niet zitten huilen. Voor de dokter is dit gewoon een routineklus en bovendien ziet ze de hele dag blote mensen”.

Maar het hielp niet: één traan had zich al uit mijn ooghoek onttrokken. Ze zag het niet, gelukkig. Ik deed mijn best om de tweede traan niet te laten ontsnappen. Ze zag het. “Het is een kleine ingreep, maar toch wel spannend, hè?” zei ze, met tijd en aandacht in haar stem.

Dat was genoeg. Genoeg om mijn gedachten een halt toe te roepen en mijn lichaam over te geven aan de ingreep, die zo klein en kort was, dat ik het bijna had gemist.

Ik moest denken aan wat een kind in therapie bij mij ooit zei: “Ik was eerst bij een andere psycholoog, maar die dacht dat het leuk was om aan zelfmoord te denken. Hij stelde alle vragen zo makkelijk en vrolijk, dat het net leek alsof we over voetbal aan het praten waren. Maar ik snap hem wel, hoor, hij wilde mij natuurlijk op mijn gemak stellen. Hij weet niet dat ik er niet zo gemakkelijk over praat. Ja, hij natuurlijk wel, want het is zijn werk, hij praat de hele dag over de dood”.

Die jongen raakte me zo diep, dat ik stil viel en besefte dat hij precies datgene zei wat ik voelde maar niet snapte. Die dokter was niet onaardig. Ze was alleen vergeten dat haar werk teveel routine was geworden. Iets waar je steeds beter en sneller in wordt, maar waarin je, als je niet oppast, de ander verliest.

Ik loop naar de wachtkamer in mijn praktijk en zie het meisje zitten dat komt voor het intakegesprek. Ik haal diep adem en voel hoe zenuwachtig ze moet zijn.