Sinds kort verzamel ik stiltes. Het is begonnen na het lezen van het boek Schroder van Aimy Gaige. De hoofdpersoon noteert tijdens een lange autorit de stiltes om zich heen: het zwijgen van zijn dochtertje op de achterbank, de stilte die volgt op zijn sms-jes aan zijn ex, het moment tussen het overgaan van de telefoon en het opnemen van de ander. De stiltes probeert hij te verklaren met gedachten over wat deze zouden kunnen betekenen. Zo krijgt hij grip op de wereld om zich heen.
Ik stond versteld van al die stiltes die hij opmerkt. Het leek wel of er in mijn leven niet zoveel stiltes waren. Maar blijkbaar hebben stiltes aandacht nodig om gehoord te worden. Het gekke was namelijk dat ze me sinds het lezen van dat boek gingen opvallen. Aanvankelijk verzette ik me ertegen, want tja, ik wilde niet zoals de hoofdpersoon in Schroder zijn: gegijzeld in zijn wereld van hersenspinsels. Maar zoals het onmogelijk is om NIET aan een roze olifant te denken als je wanhopig probeert het plaatje ervan uit je hersenen te bannen, zo drongen de stiltes zich aan me op. Ze vulden zich met gevoelens en gedachten die ik nooit eerder had. Dus kan ik niet anders dan er over schrijven: die stiltes moet ik kwijt.
Zoals de stilte in de nacht. Nooit eerder had ik die ervaren, omdat ik bezig was met mijn zorgen als ik niet kon slapen, met het voeren van gesprekken tot diep in de nacht, met kinderen die me wakker hielden. Maar vannacht hoorde ik het: op de scheidslijn van de oude en de nieuwe dag gonsde de stilte in mijn oren. Een moment waarin ik leek te verdrinken, alsof hoofd en lichaam niet bestaan. Ik kende het alleen van diepe concentratie. In dit vacuüm van geluid was het ook stil in mij.
En dat was een vreemd gevoel. Omdat stilte voor mij altijd iets was geweest om niet te willen: de dreigende stilte in de klas voordat mijn juf losbarstte in een preek, de beklemmende stilte in een gesprek als ik niet wist wat te zeggen, de gespannen stilte tijdens een examen. Die stiltes dwongen mij te zwijgen of juist te spreken als ik het niet wou. Er woedde dan een strijd in mij, niet wetend hoe de stilte te verdragen.
Maar nu zijn het die andere stiltes die ik opmerk. De stiltes die je dragen, zoals die in de nacht. En ook die van de liefde die geen woorden nodig heeft. De blik van mijn geliefde betekent meer dan woorden als ‘ik hou van jou’. Het zijn de stiltes, die ons wezenlijk verbinden.
Opeens realiseer ik mij hoe ik jaren terug een goede vriend heb kunnen troosten na het dodelijk ongeluk van zijn kleine broer. Elk woord leek te licht voor zijn immense verdriet. Het haperde in mij: ik wist niet wat te zeggen. Maar in de woordeloosheid gebeurde meer dan in alle woorden bij elkaar.