VERBODEN TE TOETEREN

IMG_1189

De Chinezen rijden als gekken, daar werd ik al voor gewaarschuwd voordat ik naar China verhuisde. Dat is geen woord teveel gezegd. De Chinezen gaan letterlijk ieder hun eigen weg zonder zich van het overige verkeer iets aan te trekken; ze rijden links terwijl ze toch echt rechts behoren te rijden, slaan rechtsaf zonder op voetgangers te letten, slaan linksaf zonder zich om tegemoetkomend verkeer te bekommeren, keren om op het moment dat ze bedenken dat ze verkeerd gereden zijn, en parkeren overal waar geen auto staat. Daarbij toeteren ze voortdurend, zodat je niet meer weet wie er toetert en voor wat. Als je vanuit een helikopter zou neerkijken op het verkeer zou je denken dat je te maken hebt met een computerspelletje waarbij je zo snel mogelijk naar de uitgang moet komen, terwijl je alle obstakels probeert te vermijden. Zo is het Chinese verkeer: iedereen rijdt gewoon de richting op waar hij heen wil en neemt daarbij de kortste route. Chaos tot en met.

Ik was dan ook niet verbaasd dat je als buitenlander aangeraden wordt hier niet zelf te rijden, maar een auto met chauffeur te huren. Het klinkt decadent, maar het is puur lijfsbehoud. De eerste keren in onze auto met chauffeur voelde het alsof ik in een attractie in de Efteling stapte. Alleen was dit geen sprookje: ik stond duizend angsten uit. Alles kwam op me af en ik wist niet waar we heen gingen. Opeens herinnerde ik me weer wat ik als kind altijd deed wanneer ik in zo’n enge attractie zat: ik deed mijn ogen dicht en wachtte tot het over was. Het hielp, maar niet voor lang, want het heftig toeteren deed mij elke keer weer de ogen openen voordat ik het wilde.

Maar al snel merkte ik dat Sun Li een hele goede chauffeur is. Handig weet hij zich keer op keer razendsnel uit allerlei chaotische verkeerssituaties te redden. Als gewezen buschauffeur heeft hij nog steeds de uitstraling van ‘ik ben de grootste, dus jullie gaan wel uit de weg’. Het voelt alsof ik in een film zit, op de rug van de held, die door een oorlogsgebied rent, terwijl om ons heen de bommen vallen en we beschoten worden. Mijn held lijkt onaantastbaar: als Superman springt hij over alles heen en weet hij alles te ontwijken. Geen heer in het verkeer, maar de Keizer van het Verkeer.

Nu geniet ik als ik achterin zijn auto zit. Het mooiste van de rit is dat hij ter afsluiting de auto parkeert op een plekje waar ik niet eens een Mini kwijt had gekund. En dit doet hij ook nog eens door achteruit de parkeerplek in te steken, met één vloeiende beweging. Ik heb de neiging om elke keer weer luid te applaudisseren, maar gelukkig doet mijn jongste dat al. Sun Li zou nog eens kunnen denken dat ik avances maak.

Maar hiermee ben ik er nog niet: het Chinese verkeer jaagt me nog steeds de stuipen op het lijf zodra ik mij buiten de auto bevind. Eigenlijk zou ik zonder Sun Li nergens heen willen. Maar om hem te vragen mij naar het bakkertje om de hoek te rijden is mijn eer te na. Dus moet ik mij begeven in het verkeer, te voet of met de fiets.

Het is niet zo dat ik bang ben in het verkeer, zelfs niet in een ander land. Toen we in de V.S. woonden had ik net mijn rijbewijs. Zonder rij-ervaring heb ik mij toen in het Amerikaanse verkeer gestort. Ik vreesde het ergste, maar de klap bleef uit. Het leek wel alsof ik daar op één groot wijds oefenterrein reed; brede wegen, die meestal ook nog eens bestonden uit 3 of meer rijstroken, overal meer dan genoeg parkeerplaatsen, en hele vriendelijke verkeersregels. De fijnste vond ik de regel die geldt op een gelijkwaardige kruising: wie het eerst aankomt krijgt voorrang. Met de nadruk op ‘krijgt’: je krijgt voorrang van degene die net even later was dan jij. Dit lijkt een rare regel, want wie bepaalt wie de eerste is? Het antwoord is simpel: gewoon wachten en kijken wat er gebeurt. Dat was wel aan mij besteed, zeker in het verkeer. Afwachtend als ik ben, kreeg ik eindelijk als eerste de beurt. Als een koningin schreed ik over de kruisingen. Je zou er bijna van gaan wuiven.

Hoe anders was mijn ervaring in het Nederlandse verkeer, waar iedereen voorrang neemt, omdat je er nu eenmaal recht op hebt. Het wachten wordt niet beloond, maar afgestraft. Ik heb het nooit zo erg gevonden, want ik rijd liever veilig dan snel. Mijn passagiers denken daar meestal anders over. Als er morgen een prijs uitgereikt zou worden voor Heer in het Verkeer, dan zou ik de vrouwelijke vorm met ruime voorsprong en met terugwerkende kracht winnen.

Maar hier in China ben ik noch de Heer, noch de Koningin in het verkeer. Ik ben een bang muisje dat opschrikt bij elk geluid van een claxon. Toch is het mijn Hollandse eer te na als ik hier geen fietstochtjes zou maken. En als psycholoog kan ik het niet over mijn kant laten gaan om mij door angst te laten beheersen. Dus doe ik elke dag weer dappere pogingen om het Chinese verkeer te trotseren. Mijn enige houvast om niet door mijn angst overmand te worden is door vast te houden aan dat wat ik ken: de verkeersregels. Dus loop ik op de stoep, fiets ik op de speciale fietsstroken, steek ik mijn hand uit bij het afslaan en blijf ik keurig rechts rijden. De Chinezen zouden kunnen denken dat ík de gek ben in het verkeer. Maar het helpt allemaal niets: iedereen blijft rijden zoals hij rijdt en iedereen blijft even hard toeteren, de speciale verkeersborden ten spijt. En mijn angst wordt er al helemaal niet minder op.

Toch is er de laatste tijd iets aan het gebeuren: mijn angst maakt plaats voor agressie. Ik verander van een keurige Hollandse in een opgewonden standje. Al vloekend en tierend roep ik tegen iedereen die het horen en niet horen wil: ‘wat doen die @$^* auto’s op de fietsstrook, wat willen ze &%# van me als ze toeteren, ik kan moeilijk door die auto’s heen fietsen! IK DOE NIETS FOUT!!!’ Gelukkig verstaan de Chinezen me niet, of ze doen net alsof. In ieder geval trekken ze zich niets van mij aan en vervolgen zij onverstoorbaar hun weg. En ik? Ik slalom me om de auto’s heen, neem duikvluchten om tegemoetkomend verkeer te vermijden en parkeer mijn fiets met een vloeiende beweging voor de deur van de supermarkt. En mijn angst? Die scheurt gestroomlijnd met me mee. Samen vervolgen we geagiteerd onze weg, verbolgen tot en met. De levensles in het verdragen van onrecht is hier niet aan mij besteed.

Maar met het ontwaken van de agressie komt ook de strijdlust in mij naar boven. Ik begin me te ontpoppen als een ware dragonfly die haar eigen weg gaat. Inmiddels fiets ik op de stoep, rij ik aan de linkerkant van de weg, en steek ik de weg over wanneer het míj uitkomt. Ik let alleen maar op mezelf en hoef er slechts voor te zorgen dat ik anderen ontwijk. Geen regels of beleefdheden waar ik rekening mee houd. Nooit meer wachten, nooit meer anderen voor laten gaan. De enige die telt ben ik. Ik begin al echt ingeburgerd te raken.

Toch, ondanks mijn verworven souplesse in het verkeer blijft het getoeter mij blokkeren. Totdat ik vorige week een inburgeringscursus volgde. Ik spitste mijn oren toen het onderwerp ‘Chinezen in het verkeer’ aan de orde kwam. De docente legde uit dat het toeteren hier, anders dan in andere landen, geen teken is van: Kijk uit! Of: Uit de weg jij! Of: Wat doe je nou weer voor iets stoms! Nee, in China is het een manier om te laten weten dat je er aan komt, zo van: Hallo! Hier ben ik! Geen waarschuwing of kritiek, maar een teken van leven.

Opeens klinkt dat getoeter mij als muziek in de oren: overal hoor ik verschillende toeters die in alle toonaarden vriendelijk maar beslist van zich laten horen. Alsof je op een feestje binnenkomt en iedereen roept: Hallo! Hier ben ik! Wie is er nog meer!? Ik heb er zin in! Het is een feestelijk getoeter, zo gezellig door elkaar. Niemand verstaat elkaar, maar dat maakt niet uit: het enige wat telt is dat je er bent.

De Chinese racebaan is veranderd in een Chinese kermis. Ik ga een claxon kopen en begeef me in het feestgedruis: Hallo! Ik ben er ook! Ik voel me hier al helemaal thuis.