Als ik wil huilen ga ik Spoorloos kijken. Of ik zet Earthsong van Michael Jackson op. Ik heb alleen maar de zin ‘What have we done to the world?’ nodig om mijn tranen te laten vloeien. En dan weet ik weer dat er echt wel verdriet zit in mij. Ik mag van mezelf namelijk nooit verdrietig zijn. Immers, ik heb een heel goed leven. En dan lijkt het zo ondankbaar om niet gelukkig te zijn.
Maar eigenlijk weet ik wel wat mij van binnen beroert: het is onmacht dat mijn tranen doet wellen. Niets kunnen doen, terwijl de oorlog Syrië verwoest. Niet weten wat de spanningen in Oekraïne ons zullen brengen. En toezien hoe ons eigen land haar verdienste als ‘verzorgingsstaat’ te grabbel aan het gooien is.
Meestal lukt het me wel om mijn gevoelens van onmacht te sussen. Dat is het fijne aan ‘onrecht’ en ‘oorlog’: de abstracte woorden helpen het afstandelijk en onpersoonlijk te houden. Maar vorige week was het weer zover: als een tsunami diende de onmacht zich bij mij aan. Het onrecht had een gezicht en een stem gekregen; in de persoon van Arthur Gotlieb staarde het me aan.
Arthur Gotlieb was het slachtoffer van een bedrijfsongeval. Niet door een val van een steiger, maar doordat hij zichzelf van het leven benam, in het nauw gedreven door zijn bedrijf. Arthur is niet de enige: in mijn werk heb ik vele werknemers gezien, die in dienst waren van een ziekmakend bedrijf. Het verschil met Arthur is dat deze mensen ervoor kozen om hun werkgever te verlaten, ook al hielden ze nog zo van hun baan. Maar Arthur gaf niet op: zijn werk was zijn passie. Veertien jaar geleden had hij bewust gekozen voor een baan in een sector met ‘meer maatschappelijke relevantie’. De NZa, de Nederlandse Zorgautoriteit, werd de gelukkige. Als een moderne beschermengel waakt deze over de belangen van elke Nederlander die medische of psychologische zorg nodig heeft. Hun missie werd zijn missie: goedwerkende zorgmarkten maken en bewaken.
Arthur was de ideale werknemer: hardwerkend zonder morren. En hij deed zijn werk goed. Zo goed zelfs, dat hij zag dat er fouten werden gemaakt binnen het bedrijf. Maar, zo dacht hij, van fouten kun je leren, ook als bedrijf. En toen ging het mis. Zijn conclusies en aanbevelingen werden genegeerd en zijn meedenken werd als een last ervaren. Het machtsspel was begonnen.
Langzaam maar zeker werd zijn onmacht gekweekt: onmerkbaar nam het bezit van hem, totdat hij zo vast zat dat hij geen kant meer op kon. Het doet denken aan een Chinese valstrik: een gevlochten kokertje waar je nietsvermoedend je vinger in steekt. En dan pas merk je dat je vast zit. Als je gaat vechten om jezelf los te krijgen kom je alsmaar vaster te zitten. De enige manier om je vinger uit dit buisje te bevrijden is de overgave: stil zitten en niks doen. Maar dat wilde Arthur niet: zich neerleggen bij de misstanden die hij zag. Hij bleef achter zijn bedrijf staan en geloofde nog steeds in de dialoog. Keer op keer kaartte hij aan wat er niet klopte, maar telkens weer kreeg hij nul op het rekest.
En toen begon hij te schrijven. Zeshonderd pagina’s had hij nodig om zijn zorgen te onderbouwen: de privacy van de Nederlandse burger was volgens hem in gevaar. Loyaal naar zijn bedrijf wilde hij dit intern bespreken. Maar nog immer werd de inhoud ontkend en Arthur verloochend. Voor het eerst in zijn leven werd zijn werk negatief beoordeeld en voelde hij dat men hem liever kwijt was dan rijk. Toen brak er iets in hem: vernederd nam hij afscheid van het leven.
Klokkenluider werd hij pas na zijn dood: zijn familie zocht de media op, na bij de NZa tegen dezelfde muur van weerstand te zijn opgelopen. Op 12 april doet NRC Handelsblad verslag van zijn verhaal. Zo wordt hij eindelijk in Nederland gehoord.
We zullen zien hoe het onafhankelijk onderzoek licht gaat werpen op deze duistere strijd. Maar voor mij is Arthur Gotlieb het symbool geworden voor de strijd van de werknemer die de ogen niet sluit voor misstanden binnen de eigen kring. Er is moed voor nodig om de interne bedrijfscultuur om te spitten. Liever heeft men dat het nest met stille trom verlaten wordt. Dan kan de vuile was weer opgeruimd en netjes glad gestreken worden.
Ik mag dus wel degelijk verdrietig zijn en huilen om het onrecht in mijn eigen land. Daar heb ik nu geen Spoorloos meer voor nodig; de tranen van onmacht dringen zich vanzelf op. Maar als ik mijn tranen heb gedroogd kan ik weer helder zien. Dan zie ik dat de strijd van Arthur Gotlieb niet voor niets was: openheid van zaken heeft machtsvertoon verslagen.
De vuile was van de NZa zal heel wat wasbeurten nodig hebben om stralend wit te worden. Daar helpt zelfs de zonnige lach van minister Schippers niet bij.