WAAROM

Gek werd ik ervan. De hele dag een drie-jarige achter me aan die vroeg: ‘Waarom? Waarom moet ik slapen? Waarom gaan we wandelen? Waarom heet Ernie Ernie?’ Allemaal vragen waar ik natuurlijk wel een antwoord op wist, maar ik wist ook dat mijn antwoorden steevast leidden tot een volgende vraag: Waarom ben ik moe? Waarom is wandelen gezond? Waarom had de mama van Ernie die naam verzonnen? Uiteindelijk gaf ik me gewonnen en eindigde ik, grappend of geïrriteerd –afhankelijk van mijn bui- met: Daarom!

Niet dat dit altijd hielp, want – afhankelijk van zijn bui- verzoende hij zich ermee of ging hij genadeloos door: ‘Waarom daarom, mama?’ Als je als jonge moeder al niet doorgedraaid was van de gebroken nachten, dan was je na een dag waarom-vragen wel zo ver om jezelf in een driftbui te storten, naast die van je peuter in het gangpad van de supermarkt.

Tijdens mijn studie ontwikkelingspsychologie had ik de waarom-fase van de drie-jarige altijd geamuseerd en met vertedering bekeken. Het is het moment in de ontwikkeling van kinderen dat ze proberen te begrijpen waarom ‘wie, wat en waar’ andere antwoorden geven dan ‘waarom’. Want ‘wie’ leidt tot een persoon en ‘waar’ tot een plaats, maar ‘waarom’ blijft zoeken. ‘Waarom’ leidt niet tot een antwoord, maar tot een nieuwe vraag. En dat is verwarrend, zeker voor het jonge brein. Dus heb je als volwassene de schone taak om een kind dit verschil te leren, het verschil tussen eindig en oneindig. Een antwoord als ‘daarom’ is voor dit leerproces dus heel verkeerd.

Als moeder had ik gewild ik dat ik dit niet wist. Dan kon ik heel de dag gewoon ‘daarom’ zeggen en dan zou het snel afgelopen zijn met die slepende vragenstroom achter me aan. Maar ja, ‘wat niet weet wat niet deert’ ging voor mij niet meer op. Gelukkig had mijn driejarige een geduldige vader, die het maar al te fijn vond om alles uit te leggen. Ik was op die momenten in ieder geval uit mijn lijden verlost.

Onlangs werd deze herinnering in mij weer aangewakkerd toen ik in de supermarkt een Amerikaanse moeder met haar dochtertje hoorde praten. ‘Mommy, why are Chinese people so ugly?’ Ik voelde moeder’s schaamte in haar woorden: “Don’t say that, honey, they only look different than you and me.” De vragen van het meisje vlamden op: “Why are they different? … Why are Chinese people born in China? … Why am I a lucky child to be born in the US? … Why was I born?” Mijn bewondering voor deze moeder groeide met elk geduldig antwoord dat ze gaf. Tenslotte gaf ze liefdevol haar ‘final answer’ op de vraag waarom ze was geboren: “Because God decided so”. Ik wachtte vol spanning op de volgende vraag, maar die kwam niet. Het dochtertje stopte haar speen weer in haar mond en sloot tevreden af: “Yes, God knows everything”.

Met terugwerkende kracht betreurde ik dat ik geen God had gehad voor mijn zoontje om zijn honger naar antwoorden te stillen. Hoe heerlijk zou het zijn als we ons bij elke moeilijke vraag tevreden konden stellen met het antwoord van een almachtige God? Dan waren er geen vragen meer zonder antwoorden, dan waren ook waarom-vragen eindig. Of was het toch iets anders dat mij zo frustreerde in die waaromvragen? Wat zou er gebeurd zijn als ik de vragen van mijn zoontje de kans had gegeven om tot het eind toe uitgevraagd te worden?

Ik besluit het eens uit te testen en neem een willekeurige vraag van toen: Waarom gaan we wandelen?  Omdat dat goed voor ons is. Waarom is dat goed? Omdat we gezond willen blijven. Waarom willen we gezond blijven? Omdat we niet dood willen. Waarom willen we niet dood? Omdat we leven. Waarom leven we?

Dus dít is de vraag waarop ik een antwoord schuldig blijf. Zou mijn frustratie van toen een verlangen zijn geweest naar een antwoord op deze vraag, de vraag naar de betekenis van ons bestaan? En leiden uiteindelijk alle vragen tot deze basale vraag? Dat zou wel heel verbazingwekkend zijn. Laat ik het eens uittesten met een vraag waarvoor het waarschijnlijk niet opgaat: Mama, waarom is mijn tandenborstel blauw? Omdat jij blauw een mooie kleur vindt. Waarom vind ik blauw een mooie kleur? Omdat iedereen een eigen lievelingskleur heeft. Waarom heeft iedereen een eigen kleur? Omdat iedereen anders is. Waarom is iedereen anders? Omdat ieder mens anders is. Waarom zijn wij mensen? Omdat we zo geboren zijn. Waarom zijn we geboren?

Mijn adem stokt. OK, dit kan toeval zijn. Nog één keer: Mama, waarom vliegt een vogel? Omdat hij vleugels heeft. Waarom heeft hij vleugels? Omdat hij zo gemaakt is. Waarom is hij zo gemaakt? Omdat hij een dier is. Waarom is hij een dier? Omdat er heel lang geleden eerst alleen planten op aarde waren, toen dieren, en toen mensen. Waarom zijn er mensen op aarde? … Mama? Mama?

Maar mama moet even bijkomen. Nu snapt ze pas echt waarom ze deze vragen niet elke dag aan kon. Nu wil mama gewoon even lekker naar buiten. Waar de natuur is. Die eindeloos de seizoenen herhaalt en zich niet afvraagt waarom.