WAT WE WETEN

Mijn oma zei altijd: “Wat een knappe koppen heb je tegenwoordig toch!” Dan doelde ze op de uitvinders van de nieuwste technische middelen, zoals de cassetterecorder in die tijd. Dankzij die knappe koppen wordt de wereld voor de mens alsmaar groter. Zonder televisie kunnen we geen dieren in het Amazone gebied bekijken, zonder ruimtevaart weten we niets over leven op Mars, en zonder technische apparaten kunnen artsen nooit zoveel ziektes behandelen. “En kennis is macht”, voegde mijn oma er steevast aan toe. Ook al begreep ik het toen niet, het is wel waar: door techniek is die immens grote wereld hanteerbaarder geworden.

En dat is fijn. Want nu kunnen we bijvoorbeeld met behulp van een MRI-scan een kijkje in ons lichaam nemen. Dan kom je te weten of je er van binnen spik en span uitziet, zodat je je niet zo snel  zorgen hoeft te maken over de pijntjes die je voelt. Als er onverhoopt iets verdachts te zien is, dan kan er nog wat aan gedaan worden voordat je er last van krijgt. Natuurlijk willen we dat graag: controle over ons eigen lijf.

Pasgeleden ging dit voor mij opeens gelden. Er moest een MRI-scan van mijn rug worden gemaakt vanwege heftige, onverklaarde pijnen. Ik was blij, want zo zouden we snel de boosdoener achterhalen. Toen de arts de scan tegen het licht hield was direct duidelijk dat er iets zat wat er niet hoorde: een klein oogje staarde mij veelbetekenend aan. Het was wit en rond, en viel op tussen al het grijs en zwart gevlekte. Het leek op een knikker, die zomaar in een spoor van modder en takjes was gerold. Maar het was geen knikker, het bleek een hemangioom te zijn. ‘Een lichaam dat er niet hoort te zitten’, zo sprak de dokter de waarheid. Maar mijn waarheid was dat dit gnoompje mij dwars zat en dat ik hem het liefste ter plekke fijn had geknepen. Zoals ik vroeger deed met harde brokjes zand, die wij vonden in het zachte zand aan zee: tussen duim en wijsvinger spatte het prachtig mooi uiteen.

‘Het kan toeval zijn dat we dit ontdekken’, zo sprak de dokter verder. ‘Want deze hemangioom hoeft helemaal niet de oorzaak te zijn van uw pijn’. Het is namelijk zo dat 10% van de bevolking leeft met een hemangioom ergens in het lijf. Maar we weten dat niet totdat het ding zich laat zien op zo’n scan.

Dus eigenlijk niets om me zorgen over te maken, zo eindigde de dokter het gesprek. Ik was niet ongerust, zo goed had ze mij gerust gesteld. Maar thuis werkte mijn hoofd niet meer mee en ging mijn gevoel met mij op de loop. Ik werd meegenomen in fantasieën over een agressieve hemangioom, die groeide tot mijn ruggengraat in tweeën brak. Meegevoerd werd ik, over paden waar de doodsangst welig groeide. Maar ik overleefde het, en toen was het stil.

De diagnose was de bom en daarna was het pijnlijk stil. Alsof de wereld even stopt en wacht op Gods Oordeel. Ik hield mijn adem in. Maar de hemangioom zweeg. Er restte mij niets dan het opruimen van de troep: slierten gevoelens, bergen vragen en stapels informatie.

Ik moest het ermee doen, met kennis die ik niet wilde. De MRI had zijn werk gedaan en ik kreeg de hemangioom er gratis bij. Het voelde alsof ik belazerd was. Het deed me denken aan de keer dat we een dure wokpan kochten. Bij het afrekenen kregen we er opeens een messenblok bij. Het was aardig bedoeld, maar ik was niet meer blij met mijn pan. Hoe anders was het geweest als we een handig sponsje erbij hadden gekregen? Dat had beter geklopt: niet te duur en passend bij de pan. Zo is die hemangioom voor mij: het past niet bij de pijn, en het is te heftig als onbenullig weetje. Liever had ik gehoord dat er slijtage te zien was, passend bij mijn leeftijd.

Kennis is geen macht. Wij zijn het, die wel of niet bij machte zijn om die kennis te dragen. Ik maakte kennis met de hemangioom in mijn lijf en nu moet ik hem een plekje geven. Het is aan mij om hem netjes op zijn plek te houden, te verbeelden dat hij klein en onschuldig blijft, mijn bezorgdheid niet groter te laten worden dan de grootte die hij heeft.

Maar dat valt niet mee. Ik kijk naar buiten en zie het buurmeisje, zorgeloos spelend, onwetend nog. O, kon ik maar het onbezorgde kind dat ik ooit was wakker maken. Ik zou haar koesteren, ze zou haar zachte handjes op mijn wangen leggen en mij diep in de ogen kijken. Ik zou verdrinken in die grote, onschuldige ogen en de wereld om me heen vergeten. Eventjes maar, en dat is dan genoeg.