Ik kan niet tegen negatieve mensen. Die nooit eens iets positiefs te melden hebben en altijd met hun zwartgallig gezeur de sfeer verpesten. Die de toekomst somber tegemoet treden, alle oude koeien aan hun staart uit het verleden slepen, en vervolgens besluiten dat het vandaag niet anders zal zijn. Op zich is het wel knap, want zelfs als alles blinkt weten zij nog een smetje te vinden. Het eerste lentezonnetje ‘zal wel niet lang duren’ en de warme zomerdagen ‘vielen precies in de werkweek’. Als de autorit meevalt dan ‘zullen we op de terugreis wel in de file staan’. En als de buurman groet ‘zal hij wel iets van me willen’.
Maar ja, ik kan ook niet tegen positieve mensen. Die nooit iets te zeuren, klagen of drammen hebben. Die altijd enthousiast zijn, over welk voorstel dan ook. En ook nog eens eeuwig complimenteus. Want over iedereen valt wel iets positiefs te zeggen. Het lijkt wel of er alleen maar superlatieven in hun woordenboekje staan.
Soms denk ik dat mijn allergie voor mensen die te blij of juist te somber zijn, alleen maar opkomt omdat ik zelf eigenlijk ook zo ben. Als ik niet oppas zie ik in elke catastrofe een unieke kans. Maar als er niets te klagen valt komt die zeurkous ook in mij naar boven. Zo vechten beide kanten in mij om hun eeuwig gelijk.
In China denkt men niet in strijd, maar in Yin en Yang: tegengestelde krachten die elkaar aanvullen in plaats van tegenwerken. De één kan namelijk niet zonder de ander bestaan. Dus zonder verdriet geen blijdschap, zonder angst geen opluchting, zonder haat geen liefde. Het staat er zo eenvoudig, maar ik kan er niks mee. Onverschrokken woedt in mij de strijd tegen het kwaad voort.
De ‘één die niet zonder de ander bestaat’ doet me denken aan mijn eerste college Psychologie toen de docent ons onderstaande tekening liet zien:
‘Eén plaatje, twee gezichten, het is maar hoe je het bekijkt’, sprak de Prof geheimzinnig. Maar er was niets magisch aan, het duurde alleen bij mij een tijdje voordat ik de tweede vrouw ontwaren kon. Het leek wel of mijn hersenen vast geketend zaten aan het beeld dat ik als eerste zag. Maar hij had gelijk: zodra je de ander zag waren de twee vrouwen wonderlijk met elkaar verbonden. De ene vrouw kon blijkbaar niet zonder de andere bestaan.
Ik vraag me af of dit alleen voor dergelijke plaatjes opgaat. Soms lijkt mijn kijk op het leven ook vast te zitten aan de stemming die ik heb. En als die slecht is dan kan alles zich zo donker en ontmoedigend aandienen, dat je je afvraagt of het ooit nog goed komen zal. Het zijn van die dagen dat zelfs een glimlach geen glinster brengt in je bestaan. En dan, als bij toverslag, ziet de volgende dag er anders uit. Het leed van gisteravond lijkt onwerkelijk ver weg. Dezelfde zon schijnt nu helder, dezelfde problemen zijn erdoor verbleekt. En het lichte, twinkelende gevoel in je lijf denkt niet meer aan de zwaarmoedigheid van gisteren. Het leven heeft nu een andere kleur, met een ander gevoel. Dezelfde werkelijkheid, maar een andere blik.
Het is een bijzonder fenomeen: alsof het licht van een nieuwe dag het plaatje van je bestaan opeens anders kleurt. Net als bij de tekening van de vrouwen: je blik bepaalt wie van de twee op je netvlies verschijnt. En ook al kun je switchen naar de andere vrouw, het lukt je niet om beide vrouwen tegelijk te zien. Hun beelden zijn teveel versmolten: het oor van de één wordt het oog van de ander, de halsketting vervormt zich tot mond, de kaaklijn tekent de neus. En dat is wat het is: ze hebben elkaar nodig om gezien te worden. Samen vormen zij het plaatje wat zij in hun eentje niet kunnen laten zien.
En zo kijkt men in China naar het leven: Yin en Yang zijn één geheel. Een mens is geen optimist of pessimist, iets is niet mooi of lelijk. Wij hebben alles in ons: het positieve en het negatieve. Omdat we weten wat pijn en verdriet is, kunnen we ons blij voelen. Door onze eenzaamheid zoeken we onze vrienden. En het leven zou niets waard zijn als we niet wisten van de dood.
Ik begin te begrijpen wat die Chinezen bedoelen. Het is net als bij een ontspanningsoefening: je balt je vuisten en ontspant, je fronst en laat los, je trekt je schouders op en laat ze zakken. Door de spanning in je lijf te voelen, weet je wat ontspannen is. En zo is het ook met pijn, verdriet en ander ongemak. Alleen door te weten hoe dit voelt, waarderen we vreugde, gezondheid en geluk.
Het lijkt misschien een truc, maar dat is het niet. Hooguit is het een levenskunstje.